Gilde van het Groene Scapulier
  • Hart
    • Traditie
    • Maria is Liefde
    • Bekering
    • Open brief
  • De Gilde
  • Eerste Zaterdagen
  • Blog
  • Contact
​​🌿 Welkom, lieve bezoeker,
Dit is een plek van rust en ontmoeting, waar woorden mogen voeden en harten geraakt worden. Als je verder naar beneden gaat, vind je allerlei teksten die je meenemen in geloof, gebed en inspiratie. Laat je rustig leiden — zoals een kind dat de hand van zijn moeder vasthoudt.

Voel je vrij om onderweg ook zelf een reactie of gedachte achter te laten. Samen bouwen we hier een kleine tuin van geloof en hoop, waar elk woord een bloem kan zijn.
🌸 Wees gezegend, en voel je thuis.
Afbeelding
F Volg ons op Facebook ✉️ Nieuwsbrief

Waarom God Lijden Toelaat: Fatima, de Zalige Alexandrina en de Zin van Pijn

10/24/2025

1 Opmerking

 
Afbeelding
Zalige Alexandrina da Costa (1904 – 1955), bedrukt met lijden maar vervuld van geloof. Vanuit haar ziekbed verenigde zij haar pijn met het lijden van Christus.


Waarom God Lijden Toelaat: Fatima, de Zalige Alexandrina en de Zin van Pijn

Gebaseerd op de aflevering “Why God Allows Suffering: Fatima, Blessed Alexandrina & Finding Meaning in Pain” van Franciscan Fridays (aflevering 27) met Broeder Pius Marie CFR en Vader Luke Mary CFR.

In deze aflevering gaan zij in gesprek over lijden, hoop en verlossing, en delen ze zowel de boodschap van Fatima als het leven van de Zalige Alexandrina da Costa, én een heel persoonlijk getuigenis van Broeder Pius.

Een lift naar de hel – met een glimlach

De aflevering opent opvallend licht. Broeder Pius vertelt hoe hij na een bezoek aan de tandarts in de lift stond met een hele groep mensen. Iemand vroeg: “Gaan we naar L?” – de knop voor Lobby. Waarop hij spontaan antwoordde: “Ik hoop van niet.” De lift ging namelijk naar beneden. De hele lift lachte nerveus, en toen de deuren beneden open gingen grapte hij opgelucht: “Geen vlammen. We zitten goed.”

Het is een komische scène, maar ze zet meteen de toon. Achter de grap schuilt iets heel ernstigs: hemel, hel, lijden, verlossing. Vader Luke herinnert eraan dat zowel de Schrift als de katholieke traditie spreken over de realiteit van de hel. En precies daar, zegt hij, raakt het gesprek aan Fatima: drie kinderen kregen in 1917 een korte maar schokkende inkijk in die realiteit. Dat visioen heeft hen voor altijd veranderd.

Wat Fatima ons leert over lijden

Tijdens de eerste verschijningen in Fatima vroeg Maria aan de drie kinderen: of zij bereid waren de lijden te aanvaarden die God hun zou zenden “voor de bekering van zondaars”. De kinderen zeiden ja, zonder helemaal te begrijpen waar ze mee instemden.

Volgens Vader Luke is dat ja het hart van de katholieke visie op lijden. Lijden is niet een soort zelfgekozen marteling of een spirituele hobby. Het is niet: “Ik wil pijn om de pijn.” Integendeel. Het is liefdevol zeggen: als dit mij toch overkomt, laat het dan vruchtbaar zijn voor iemand anders, laat het iets betekenen in Gods plan voor mensen die Hem nodig hebben.

Broeder Pius zegt daarover dat echt geloof ons wegtrekt van een “Jezus-en-ik-bubbel”. Een leven met Christus is nooit puur individueel. Hij noemt Fatima een uitnodiging tot medelijden en medeverantwoordelijkheid: niet “ik ben gered en de rest zoekt het maar uit,” maar “Heer, trek anderen mee.”

De kinderen van Fatima leerden offers brengen: gebed, kleine verzakingen, zelfs lichamelijke ongemakken. Niet uit angst, maar uit naastenliefde. Dit klinkt door in het gebed dat sindsdien wereldwijd na elk tientje van de rozenkrans gebeden wordt:

O mijn Jezus, vergeef ons onze zonden, bewaar ons voor het vuur van de hel, leid alle zielen naar de hemel, vooral die het meest Uw barmhartigheid nodig hebben.

De kern: lijden kan, als het met Christus verenigd wordt, een daad van liefde zijn voor anderen.

De Zalige Alexandrina: pijn die genade werd

Op enkele uren ten noorden van Fatima leefde in dezelfde periode de Portugese mystica Zalige Alexandrina da Costa. Haar verhaal loopt als een rode draad door het gesprek.

In het gesprek verwijzen de broeders zelfs naar iets wat velen niet weten: dat men de Zalige Alexandrina da Costa mag zien als de “vierde zienster van Fatima”. Niet omdat zij, zoals Lucia, Jacinta en Francisco, een verschijning van Maria ontving, maar omdat haar leven zelf een levend vervolg werd van de boodschap van Fatima. Wat de drie kinderen aanschouwden in hun visioen, leefde Alexandrina ten diepste in haar eigen lichaam: de smart om de zonde, de oproep tot boete en het verlangen naar eerherstel.

In haar stille overgave zette zij de missie van Fatima voort – niet met woorden, maar met haar lijden dat tot liefde werd omgevormd. Daarom noemden de franciscaanse broeders haar met eerbied de vierde zienster van Fatima: een vrouw die niet zag met de ogen, maar met het hart.

Als jonge tiener werd zij geconfronteerd met een poging tot aanranding. Om zichzelf en haar zuiverheid te beschermen, sprong ze uit een raam, ongeveer drie à vier meter hoog. Ze verwondde haar rug zo ernstig dat ze uiteindelijk verlamd raakte.

Jarenlang bad ze wanhopig om genezing. Aan haar ziekbed hield ze een foto van Jacinta, één van de kinderen van Fatima die zelf door intens lijden heenging. Maar op een bepaald moment merkte Alexandrina dat Christus haar niet zozeer genezing vroeg, maar beschikbaarheid. Hij nodigde haar uit om haar lijden te verenigen met het Zijne, als offer voor zondaars en voor de Kerk. Ze aanvaardde dat.

Vanaf dan werd zij wat men in de katholieke traditie een “offerziel” noemt: iemand die haar onontkoombare pijn bewust aanbiedt aan God voor het heil van anderen.

Alexandrina beleefde intense mystieke ervaringen. Op vrijdagen, vooral in de nacht van donderdag op vrijdag, werd ze in extase opgenomen en leefde ze de lijdensweg van Christus mee. Artsen die dit onderzochten, waren getuige van iets menselijk onverklaarbaars: hoewel ze verlamd was, stond ze op, “droeg” ze mystiek het kruis en leek ze fysiek de Passie te doorleven.

Tijdens een van die momenten probeerde de sterkste aanwezige man haar voorzichtig op te tillen. Dat lukte niet – ze leek vastgeankerd aan de vloer, alsof ze het gewicht van de hele wereld droeg. Toen men haar vroeg hoe het voelde, antwoordde ze:

Het voelt als het dragen van de last van de hele wereld.

Later in haar leven gebeurde nog iets buitengewoons: in de laatste dertien jaar nam ze geen gewoon voedsel of drank meer, behalve de dagelijkse heilige communie. Ze werd medisch geobserveerd, en geen enkele arts kon uitleggen hoe ze in leven bleef. In de katholieke lezing werd haar voeding puur eucharistisch – Christus zelf.

Volgens getuigen bleef ze, ondanks voortdurende zenuwpijn, vaak glimlachen. Na haar dood verspreidden haar stoffelijke resten een zachte, zoete geur en vergingen op een ongewone manier. De Kerk erkent haar als zalige.

Haar leven is geen goedkoop sprookje van “pijn is mooi”. Het is de rauwe werkelijkheid van ondraaglijk lijden dat – door een radicale vereniging met Christus – vruchtbaar werd voor anderen.

Geloven betekent niet dat je geen dokter nodig hebt

Een belangrijk punt in de aflevering is dit: christelijke overgave betekent niet dat je geen medische hulp zoekt.

Broeder Pius en Vader Luke noemen het voorbeeld van Padre Pio. Deze heilige, zelf zwaar beproefd, zette een eersteklas ziekenhuis op. Waarom? Omdat lichamelijke en mentale zorg óók een werk van barmhartigheid is.

In de katholieke visie is het lichaam iets goeds, geen last die je gewoon moet verdragen. Voor jezelf zorgen – een arts raadplegen, medicatie nemen, therapie volgen – is geen gebrek aan geloof. Het is juist een vorm van trouw aan Gods gave van het leven.

Broeder Pius wijst erop dat het zelfs moreel belangrijk is om je gezondheid niet moedwillig te verwaarlozen. Tegelijk erkent hij eerlijk dat medische zorg zelf ook lijden kan meebrengen: onderzoeken, bloedafnames, wachttijden, administratieve rompslomp, afhankelijkheid van verzekeringen. “Ook dat,” zegt hij, “kun je aanbieden aan God.”

Wat als de pijn niet verdwijnt?

Toch is er een harde realiteit: soms gaat het lijden niet weg, hoe trouw en verstandig je ook zoekt naar hulp. Dat kan lichamelijke pijn zijn, chronische ziekte, maar ook psychische nood zoals depressie, angst of wanhoop.

Broeder Pius vertelt dat ook de kinderen van Fatima diepe angst hebben gekend. Ze werden uitgelachen, gewantrouwd en zelfs verdacht. Gezinnen kwamen onder druk te staan, land werd vernield, men zei dat ze logen – of erger, dat het van de duivel kwam. Hun leven werd zwaar, snel.

Ook Alexandrina kende duisternis. Ze werd herhaaldelijk aangevallen door de duivel, die haar influisterde dat ze zichzelf van het leven moest beroven. Haar antwoord is aangrijpend eenvoudig:

Jezus, gebruik de duisternis die ik voel om licht te brengen aan anderen.

Dat is geen romantisering van psychisch lijden. Het is een spirituele daad midden in iets dat ondraaglijk voelt. Het is zeggen: “Heer, laat zelfs dit niet zinloos zijn.”

In de aflevering klinkt ook een heel concrete oproep: als je worstelt met gedachten aan zelfdoding of zelfbeschadiging, blijf er niet alleen mee. Vertel het aan iemand die je vertrouwt. Bel professionele hulp. Je leven is kostbaar.

Geloof is nooit een excuus om alleen te blijven in je nood.

“Ik kon niet eens meer zelfstandig naar het toilet”

In het tweede deel van het gesprek deelt Broeder Pius een bijzonder persoonlijk getuigenis. Hij liep een traumatisch hersenletsel op nadat hij in het klooster van een stoel was gevallen (ironisch genoeg in de afdeling met boeken over Moeder Teresa, grapt hij).

De val beschadigde zijn hersenen en zenuwen. Het gevolg was ernstig: lange ziekenhuisopname, daarna een verblijf in een verpleeghuis, verlies van kracht in zijn rechterhand, niet meer zelfstandig kunnen lopen.

“Er kwam een punt,” zegt hij, “dat ik niet eens meer alleen naar het toilet kon. Dat is vernederend. Je hebt vreemde mensen nodig bij de meest intieme dingen. En langzaam sloop er iets anders binnen: angst. Wanhoop. De vraag: misschien komt dit nooit meer goed. Misschien is mijn roeping voorbij.”

Hij beschrijft het gevoel als verdrinken: je probeert je aan iets vast te klampen, maar niets lijkt stevig genoeg – niet je lichaam, niet de dokters, niet zelfs je plannen voor je eigen dienst aan God.

In diezelfde periode ontdekte hij dat ook de mensen die hem verzorgden moe werden. Medewerkers in zo’n instelling hebben vaak te weinig tijd, te weinig middelen, te veel leed om hen heen. “Je voelt je dan niet alleen ziek, maar ook last.”

En toch, precies daar gebeurde er iets.

Het moment van overgave: in de armen van Maria

Op een dag zat hij met een rozenkrans in zijn hand en keek hij naar het icoon van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand. Op dat icoon zie je Jezus als kind op de arm van Maria. Engelen tonen Hem de werktuigen van Zijn toekomstige lijden: de lans, de nagels, de doornenkroon. Jezus schrikt, vlucht naar zijn Moeder – zo snel dat één sandaal van zijn voet glijdt.

Voor Broeder Pius werd dat beeld een spiegel. “Ik keek ernaar,” zegt hij, “en ik zag mezelf. Ik keek vooruit en dacht: misschien zal ik niet meer lopen, misschien ben ik voor altijd afhankelijk, misschien kan ik mijn roeping niet meer uitvoeren zoals ik dacht. En toen voelde ik ineens: ik mag ook rennen. Niet weg van God, maar juist in Zijn armen – via Maria.”

Hij kon vaak niet eens bidden zoals vroeger. Lezen ging nauwelijks, de getijden bidden lukte niet, concentratie was bijna onmogelijk. “Soms kon ik alleen de naam ‘Jezus’ zeggen. Soms alleen maar aanwezig zijn. En dat bleek genoeg. Er kwam vrede.”

Genezing kwam niet in één keer. Revalidatie duurde lang. De angst bleef af en toe terugkomen. Maar iets in hem kantelde: zijn lijden was niet meer alleen machteloosheid, het werd ontmoeting.

Slachtoffermentaliteit of verlossend lijden?

Vanuit dat alles maakt Broeder Pius een belangrijk onderscheid. Hij noemt het verschil tussen “slachtoffermentaliteit” en “je lijden als offer aanbieden”.

Slachtoffermentaliteit klinkt zo: “Waarom overkomt dit mij altijd? Niemand snapt me. Alles zit tegen en het zal nooit beter worden.” Het is een houding die zichzelf opsluit in bitterheid. Een beetje zoals het sombere ezeltje Iejoor uit Winnie the Pooh: altijd een wolk boven het hoofd, altijd in mineur.

Dat, zegt hij, is niet de weg van het Evangelie.

De christelijke houding is anders. Die zegt: “Heer, ik had dit nooit gekozen. Maar nu het hier is en ik er niet uit kan, wil ik dat U het gebruikt.”

Dat is géén romantisering van misbruik, ziekte of vernedering. Het is juist het weigeren om te laten dat zinloos lijden het laatste woord krijgt. Het is een daad van vrijheid.

Hier verwijst hij naar Viktor Frankl, de psychiater en kampoverlevende. Frankl merkte dat gevangenen die in hun lijden toch een vorm van betekenis vonden, meer kans hadden om te overleven. Zelfs een “niet perfecte” motivatie – zoals: “ik wil dit overleven om recht te zien geschieden” – kon iemand innerlijk overeind houden.

In christelijk perspectief krijgt die betekenis een naam: Jezus Christus. Wij mogen, zoals Paulus schrijft in Kolossenzen 1,24, ons eigen lijden verbinden met het Zijne, ten bate van de Kerk.

In mijn eigen lijden vul ik aan wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten bate van zijn lichaam, de Kerk. (Kol. 1,24)

Dat betekent niet dat Jezus “niet genoeg geleden heeft”. Het betekent dat Hij ons uitnodigt om deel te nemen aan Zijn liefdeswerk voor de wereld.

Lijden vandaag: angst, schermen, gebrokenheid – en toch hoop

In het slot van het gesprek kijken de franciscanen naar onze tijd. Ze noemen oorlogen, morele verwarring, gebroken gezinnen, en ook iets wat misschien minder spectaculair lijkt maar diep snijdt: de impact van technologie en sociale media op jonge mensen.

Vader Luke waarschuwt dat we leven in een cultuur met hoge angst- en depressiecijfers – zeker bij tieners – en tegelijk een tekort aan mensen die geestelijke gezondheidszorg kunnen bieden vanuit een christelijke visie. Mensen hunkeren naar iemand die zowel de ziel als de psyche ernstig neemt.

Toch is de boodschap geen wanhoop. Integendeel: God is geen afwezige toeschouwer. Hij is een Vader die ons niet minder liefheeft omdat ons leven door lijden getekend is.

Broeder Pius zegt het ronduit: “Je bent niet minder bemind als je lijdt. Het is een leugen van de vijand dat God geen goede Vader zou zijn, of dat Hij je laat lijden omdat Hij je niet graag ziet.”

Integendeel, zegt hij: zelfs in uiterste duisternis, zelfs in de verleiding tot wanhoop, is Christus nabij – en nodigt Hij ons uit om te leven, om hulp te vragen, en om onze pijn niet alleen te dragen.

Jezus is bij ons in elke pijn

Vader Luke sluit af met iets heel wezenlijks: Jezus heeft niet alleen lichamelijk geleden – de geseling, de doornenkroon, het kruis. Hij heeft ook een innerlijk lijden gedragen. Angst, verlatenheid, de ervaring van duisternis.

Daarom is de zin “Jezus is met je in je lijden” geen holle troostzin. Het is letterlijk waar: Hij is in die plaats gegaan vóór ons.

Zelfs Zijn kreet aan het kruis – “Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” – laat zien dat Hij onze meest verlaten momenten heeft binnengedragen, tot in de diepte van de Godverlatenheid.

Als wij lijden, staan we dus niet buiten Hem. We staan juist naast Hem.

De aflevering eindigt met gebed en zegen: dat God wie luistert (en wie dit leest) mag zegenen, in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

En misschien is dat de meest troostende samenvatting van alles wat gezegd werd:

We vinden onszelf door onszelf weg te schenken. Soms betekent dat: onszelf geven, juist midden in het lijden.
1 Opmerking
Yves Sergeant
10/25/2025 10:53:29 am

Prachtig artikel

Reply



Leave a Reply.

    Auteur

    Geen geleerde, maar een gewoon kind van Maria dat onderweg is met anderen.

    Archieven

    November 2025
    Oktober 2025
    September 2025

    RSS Feed


      ​​Blijf verbonden onder Maria’s mantel

    Abonneer op de nieuwsbrief
  • Hart
    • Traditie
    • Maria is Liefde
    • Bekering
    • Open brief
  • De Gilde
  • Eerste Zaterdagen
  • Blog
  • Contact