Gilde van het Groene Scapulier
  • Hart
    • Traditie
    • Maria is Liefde
    • Bekering
    • Open brief
  • De Gilde
  • Eerste Zaterdagen
  • Blog
  • Contact
​​🌿 Welkom, lieve bezoeker,
Dit is een plek van rust en ontmoeting, waar woorden mogen voeden en harten geraakt worden. Als je verder naar beneden gaat, vind je allerlei teksten die je meenemen in geloof, gebed en inspiratie. Laat je rustig leiden — zoals een kind dat de hand van zijn moeder vasthoudt.

Voel je vrij om onderweg ook zelf een reactie of gedachte achter te laten. Samen bouwen we hier een kleine tuin van geloof en hoop, waar elk woord een bloem kan zijn.
🌸 Wees gezegend, en voel je thuis.
Afbeelding
F Volg ons op Facebook ✉️ Nieuwsbrief

“Ik dacht dat God een tiran was” — hoe een jonge ex-moslim vrede vond in liefde

10/5/2025

0 Opmerkingen

 

Van angst naar vrijheid, van oordeel naar genade: het ware verhaal van Ismail Youssef, een stem tussen Oost en West die ontdekt dat Liefde sterker is dan haat.

Afbeelding

“Ik dacht dat God een tiran was” — Een getuigenis dat harten raakt

Ismail Youssef dacht dat God een tiran was. Wat volgt, is het verhaal van een jongen tussen twee werelden – geboren in Canada, gevormd in Egypte – die zijn islamitische geloof verloor, en daarin de Liefde vond die hij nooit kende.

In vijf delen vertelt hij hoe identiteit, angst, twijfel, rede en liefde samen een reis werden: van de verwarring van een kind dat nergens thuishoort, naar de innerlijke strijd van een jongeman die een God van angst vreest, naar het breekpunt waar hij roept in de duisternis, naar de ontdekking dat waarheid niet tegen de rede ingaat, en tenslotte naar de liefde die haat overwint.

Voor de Gilde van het Groene Scapulier is dit geen polemiek, maar een getuigenis. Het toont hoe elke ziel – moslim, christen of zoekende – op weg kan gaan van angst naar vertrouwen, van oordeel naar genade. Want wat Ismail meemaakte, is dieper dan religie: het is het verhaal van ieder mens die ooit dacht dat God ver weg was, en ontdekte dat Hij al die tijd dichterbij was dan zijn adem.

Dit is een uitgebreid verhaal, geschreven om langzaam te lezen, om stil te worden, en om je – stukje bij beetje – te laten raken door één boodschap:
dat vrijheid begint waar angst eindigt, en dat de tederheid van Maria ook vandaag nog harten geneest.



Deel 1 – Tussen twee werelden: de jongen die nergens thuis hoorde

Wanneer Ismail Youssef spreekt, hoor je geen woede in zijn stem. Wat opvalt, is rust — een bedachtzame warmte, als iemand die de storm heeft doorstaan en nu enkel nog de stilte vertrouwt. Toch was stilte vroeger het laatste wat hij kende.

Geboren in Halifax, Canada, als kind van een Egyptische vader en een Canadese moeder, groeide Ismail op tussen twee werelden die zelden dezelfde taal spraken. Zijn jeugd was een lappendeken van tegenstrijdigheden: de geur van zeewind en sneeuw, later de zinderende hitte van Caïro; de openheid van Noord-Amerika en de geslotenheid van een samenleving waar geloof en eer alles bepaalden. “Ik was Egyptenaar in Canada, en Canadees in Egypte,” zegt hij. “Nergens hoorde ik echt thuis.”

Een kind van twee culturen

Wanneer zijn ouders besloten naar Egypte te verhuizen, was Ismail pas vijf. Wat voor hem een vakantie leek, werd een decennium van vorming onder het waakzame oog van de islam. Op school leerde hij de Koran uit het hoofd, hoorde hij over de plicht tot gehoorzaamheid en over de God die alles ziet. Het geloof was niet enkel een overtuiging; het was lucht, structuur, identiteit. Wie anders dacht, hoorde er niet bij.

In dat Egypte van de jaren 2000 waren religie en samenleving onlosmakelijk verweven. De moskee riep niet enkel tot gebed, maar tot een manier van denken: wat goed was, wat slecht, wie binnen stond en wie buiten. Voor een kind dat half-Canadees was, werd dat kader tegelijk bescherming en gevangenis. Hij probeerde op te gaan in de massa, de taal, de gewoonten, de gebaren van respect — maar diep vanbinnen bleef een stem fluisteren dat hij anders was.

Zijn moeder, een zachte vrouw met westers accent, was in die wereld een buitenstaander. Haar aanwezigheid was een constante herinnering aan het andere: aan de vrijheid om vragen te stellen, aan een geloof dat niet alles in wetten opsloot. “Zij leerde me wat tederheid was,” vertelt Ismail. “Niet via woorden, maar via haar manier van kijken.” Toch moest ook zij zwijgen, want de druk van omgeving en familie was groot. Het gezin leefde tussen twee polen — oosterse eer en westerse openheid — en Ismail leerde al vroeg laveren tussen beide.

De vroege vroomheid

Als tiener kende hij de gebedstijden uit het hoofd. Hij boog zijn hoofd, sprak de verzen, en voelde tegelijk een onverklaarbare afstand. God was voor hem een Meester, niet een Vader. “Als ik een fout maakte, verwachtte ik straf. Niet omdat iemand me dat zei, maar omdat het systeem zo werkte.” Die religieuze strengheid gaf hem houvast, maar vrat aan zijn vreugde. Hij wilde geloven, maar miste liefde in dat geloof.

Toch was er schoonheid in die jaren: de oproep tot gebed over de daken van Caïro, de geur van stof en wierook, de stille trots van een volk dat zijn tradities eerde. Ismail voelde zich deel van iets groots — totdat hij opnieuw moest vertrekken.

Terug naar Canada: de kloof wordt een spiegel

Op zijn vijftiende keerde hij terug naar Halifax, een jongen die eruitzag als elke andere Canadese tiener, maar vanbinnen nog leefde volgens de regels van een ander continent. De eerste schooldag was een cultuurschok. Hij zag meisjes in jeans, hoorde grappen over geloof, en besefte dat het leven dat hij kende hier als vreemd werd gezien. Waar hij in Egypte “de Canadees” was, werd hij in Canada “de Arabier”. De spiegel draaide zich om, maar het gevoel bleef hetzelfde: hij paste nergens.

Die identiteitscrisis werd het zaad van zijn latere zoektocht. In de podcast vertelt hij hoe hij probeerde zich te verbergen achter sarcasme en zelfspot. “Als je niet weet wie je bent, leer je lachen voor iemand anders het doet.” Toch klonk in die glimlach verdriet. Hij voelde zich verscheurd tussen een God die hem vrees inboezemde en een wereld die zonder God leek te leven.

Het zaad van twijfel

In de stilte van zijn kamer begon hij vragen te stellen die in Egypte ondenkbaar waren: Waarom mag ik niet twijfelen? Waarom lijkt God eerder een rechter dan een vriend? Waarom voelt vrijheid als zonde? Die vragen bleven jaren liggen, onuitgesproken maar groeiend. Zijn hart kende de taal van angst, zijn ziel verlangde naar genade.

Er is een moment in het gesprek waarop Lila Rose even zwijgt — alsof ze voelt dat hier het echte verhaal begint. Niet bij het theologische debat over islam en christendom, maar bij dat stille verdriet van een jongen die de weg naar huis kwijt is. Daar, in dat niemandsland tussen twee werelden, begint Ismail Youssef langzaam te luisteren naar iets wat nog geen stem had: een verlangen naar een God die niet straft, maar liefheeft.


Deel 2 – De God die straft: hoe angst de ziel vernauwt

In Egypte was religie niet slechts een overtuiging, maar een atmosfeer. De dagen van Ismail Youssef begonnen met de oproep tot gebed en eindigden met de echo van verzen uit de Koran. De lucht was doordrongen van geloof — en van controle. “Als kind voelde ik het als iets groots en heiligs,” zegt hij, “maar ook als iets wat me voortdurend in de gaten hield.”

Zijn vader, een plichtsbewuste man met militaire discipline, zag religie als orde. De Koran werd gelezen, herhaald, gememoriseerd — niet besproken. Twijfel hoorde niet thuis in de routine van het gebed. “Wanneer ik vroeg waarom God bepaalde dingen verbood,” vertelt Ismail, “was het antwoord vaak: omdat Hij het zegt. Punt.” Dat punt werd een muur.

De structuur van zekerheid

In de moslimschool waar hij studeerde, leerde hij de zes pijlers van het geloof: één God, engelen, de Heilige Boeken, de profeten, de voorbeschikking en de dag des oordeels. De logica van dat systeem was helder en sluitend: wie gehoorzaamde, vond genade; wie afweek, wachtte straf. Er zat een bijna wiskundige rust in — zolang je niet vroeg waarom liefde zo vaak vermomd was als angst.

Ismail was een goede leerling. Hij kende de gebeden, de verhalen, de volgorde van rituelen. Maar naarmate hij ouder werd, begon iets te knagen. “Er zat een contrast tussen wat ik las en wat ik voelde. God was almachtig, maar ook onvoorspelbaar. Je kon alles goed doen en nog steeds niet zeker zijn van Zijn genade.”

“Als zelfs Mohammed niet wist of hij het paradijs zou bereiken — wat blijft er dan voor ons over?”

Het denkende kind

Wat Ismail onderscheidde van veel leeftijdsgenoten, was zijn neiging tot nadenken. Hij nam niets zomaar aan. Wanneer hij verzen over oorlog of vergelding hoorde, probeerde hij ze te begrijpen in hun context. Maar telkens als hij vroeg naar de betekenis, kreeg hij dezelfde reactie: “Vraag niet te veel, want de duivel zit in nieuwsgierigheid.” Het was een les die hem zou achtervolgen: dat zoeken gevaarlijk was.

Toch bleef hij zoeken. De jonge Ismail begon stiekem Engelse boeken te lezen, nieuwsgierig naar wat het Westen over geloof dacht. Hij vond geen antwoorden, maar wel woorden voor zijn verwarring. In de stilte van zijn kamer schreef hij eens in zijn notitieboek: “Als God liefde is, waarom voel ik me dan zo bang?”

Dat zinnetje werd later de titel van zijn persoonlijke getuigenis: I Thought God Was a Tyrant — een zin die in Vlaanderen meteen herkenning oproept bij wie ooit geloof verwarde met schuld.

De buitenwereld breekt binnen

In 2001 was Ismail nog een kind, maar de echo van 9/11 bereikte ook de straten van Caïro. Plots werd zijn geloof verbonden met beelden van brand en haat. In de lessen werd gesproken over het Westen, over oorlog, over vernedering. “Men zei: wat had Amerika dan verwacht? Ze steunen Israël, ze doden onze broeders. Natuurlijk slaan wij terug.” Voor een kind dat zijn geloof als morele basis zag, was dat verwarrend.

Jaren later zegt hij daarover:

“Ik hoorde volwassenen zeggen dat wat er gebeurde verkeerd was, maar dat het ook begrijpelijk was. Die ‘maar’ is gevaarlijk. Ze maakt geweld aanvaardbaar.”

Het stille begin van twijfel

Wanneer hij terugdenkt aan die tijd, klinkt er geen verwijt. Ismail beschrijft zijn jonge zelf met mededogen: “Je denkt dat geloof betekent: niet vragen. Dat gehoorzaamheid hetzelfde is als liefde.” Maar diep vanbinnen begon iets te verschijnen wat groter was dan angst.

Een belangrijk moment kwam toen in Frankrijk de Charlie Hebdo-aanval plaatsvond (2015). Ismail was vijftien en terug in Canada. Toen hij het nieuws hoorde, dacht hij eerst reflexmatig: “Waarom tekenden ze dan ook de profeet?” Maar diezelfde avond schaamde hij zich voor die gedachte. “Ik hoorde mezelf denken dat iemand verdiende te sterven voor een tekening. En ik schrok. Wat is er met mijn hart gebeurd?”

Dat inzicht was het begin van zijn ommekeer — geen bliksem, maar een zacht ontwaken.

De stilte tussen twee gebeden

Terug in Halifax probeert Ismail de rituelen vol te houden, maar de woorden smaken leeg. Hij bidt vijf keer per dag en voelt een groeiende kloof tussen lippen en hart. “Op een dag zat ik op mijn knieën en dacht: ik weet niet tot wie ik praat.” Het is de geboorte van eerlijkheid — twijfel als gebed.

Langzaam beseft hij dat zijn vragen niet de vijand van geloof zijn, maar misschien de deur naar waarheid.


Deel 3 – De roep in de duisternis

Er is een moment in het leven van Ismail Youssef waarop alles stilstond. Niet omdat er iets dramatisch gebeurde van buitenaf, maar omdat hij vanbinnen niets meer hoorde. Geen stem van God, geen zekerheid, geen richting. Alleen stilte.

De leegte achter het gebed

Na zijn terugkeer in Canada probeerde hij de draad van zijn geloof opnieuw op te nemen. Hij bad, hij vastte, hij las de Koran. Maar hoe trouwer hij de regels volgde, hoe leger hij zich voelde. “Het was alsof ik een machine was die correct functioneerde maar niets meer voelde.”

Hij herinnert zich een avond waarop hij knielde, de woorden van het gebed mompelde en plots besefte dat hij ze enkel nog uit gewoonte uitsprak. “Mijn lippen baden, maar mijn hart zweeg. En toen dacht ik: misschien luistert Hij gewoon niet.” Die avond besloot Ismail dat hij niet langer kon leven met een God die enkel angst bracht. Als God liefde was, moest Hij zich tonen. En als Hij dat niet deed, dan had alles wat hij geleerd had geen zin.

“Ik gaf God drie maanden”

Op een dag zei hij tegen God: “Ik geef U drie maanden. Drie maanden om te tonen dat U er bent. Anders stop ik ermee.” Hij lacht voorzichtig wanneer hij het vertelt, alsof hij zich schaamt om zijn eigen lef. “Maar ik meende het. Of Gij zijt echt, of Gij zijt niets.”

De drie maanden werden een innerlijke woestijn. Hij bleef zijn religieuze plichten uitvoeren, maar met groeiende wanhoop. Er kwamen geen tekenen, geen dromen, geen woorden. En tegelijk groeide de angst: wat als God echt bestond, maar hem gewoon niet wílde antwoorden?

Er waren nachten waarin hij naar het plafond staarde en dacht aan de verzen over oordeel en straf. Zijn kinderlijke angst voor de hel kwam terug — maar dit keer niet als geloof, eerder als herinnering aan een oud trauma. “Ik was tegelijk bang voor God en boos op Hem. Ik wilde Hem ontmoeten, maar wist niet of ik durfde.”

De onverwachte ontmoeting

Net toen de drie maanden bijna voorbij waren, gebeurde er iets wat hij later “toeval met een handtekening” zou noemen. Op de campus sprak een student van Catholic Christian Outreach hem aan. De jongen glimlachte en vroeg: “Mag ik je iets vragen over geloof?” Ismail antwoordde droog: “Je mag het vragen, maar ik geloof al in de enige echte God.” De student lachte en nodigde hem uit voor een pizza-avond. “Gratis eten,” dacht Ismail, “waarom niet?” Hij had geen idee dat die avond zijn leven zou veranderen.

De bijeenkomst was eenvoudig: studenten, pizza, wat muziek, een kort getuigenis. Ismail zat achteraan, klaar om te discussiëren. Maar wat hem trof, was niet de inhoud van de woorden — het was de manier waarop ze spraken. “Ze hadden iets wat ik niet had: rust. Geen angst. En liefde voor iemand die niet op hen leek.”

Toen hij begon te spotten met hun geloof, lachten ze niet spottend terug. Ze antwoordden vriendelijk, soms met verdriet in de ogen, maar zonder haat.

“Ze bleven van me houden, ook toen ik hen beledigde. Dat brak me. Ik wist niet dat mensen zo konden liefhebben.”

Een nieuwe stilte

Die nacht ging Ismail naar huis met een vreemd gevoel van vrede — en verwarring. De God die hij had leren vrezen, leek plots niet meer de enige mogelijkheid. Er bestond blijkbaar ook een God die geduldig wachtte, die niet strafte maar uitnodigde. En dat idee liet hem niet meer los.

Een paar dagen later, in de stilte van zijn kamer, sprak hij opnieuw tot God: “Als U niet de tiran bent die ik dacht dat U was… toon me dan wie U bent.” Hij verwachtte geen antwoord, maar voelde een rust die hij niet kende. Geen stem, geen visioen — enkel de zachte zekerheid dat er Iemand luisterde. Het was de eerste echte stilte van zijn leven: niet leeg, maar vol van aanwezigheid.

Het begin van hoop

“Dat was het moment waarop mijn verhaal kantelde,” zegt hij. “Niet omdat ik ineens christen werd, maar omdat ik voor het eerst durfde geloven dat God goed kon zijn.”

Wat volgt in de podcast is even ontroerend als onverwacht: de humor waarmee hij over zijn eerste kerkbezoek vertelt — “Ik kwam voor de pizza, en bleef voor Jezus” — en de groeiende verwondering waarmee hij beschrijft hoe zijn hart langzaam ontdooide.

Ismail Youssef, de jongen die dacht dat God een tiran was, begon te ontdekken dat de liefde die hij zocht al die tijd naar hem op weg was.


Deel 4 – Van overtuiging naar waarheid

De eerste weken na die avond op de campus voelde Ismail zich alsof hij in twee werkelijkheden leefde. Overdag bleef hij de student die zijn religieuze plichten kende, ’s avonds dacht hij na over wat hij had gezien: mensen die baden tot God zonder angst. “Ze hadden iets wat ik niet kon verklaren,” zegt hij. “Geen schaamte, geen vrees. Alsof ze God kenden, niet enkel over Hem wisten.”

De vraag wordt een zoektocht

De nieuwsgierigheid die hem in Egypte was afgeleerd, kwam met volle kracht terug. Hij begon te lezen – de Bijbel eerst uit pure nieuwsgierigheid, daarna met groeiende verbazing. Het beeld van Jezus dat hij had meegekregen – een profeet onder velen – botste met de woorden die hij las: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. “Als Hij dat écht gezegd heeft,” dacht Ismail, “dan is Hij ofwel de grootste leugenaar, ofwel echt God.”

Die logica, rauw maar eerlijk, werd het begin van zijn intellectuele bekering. Hij wilde weten wie Jezus was, niet via geruchten, maar via rede. Zijn zoektocht bracht hem in gesprek met christelijke studenten, protestanten en katholieken, met filosofen en sceptici. Het was alsof alle stemmen van zijn twee werelden – de rationele westerse en de spirituele oosterse – plots in één hart discussieerden.

De botsing met lauwe gelovigen

Wat hem echter verbaasde, was niet de felheid van atheïsten, maar de gelatenheid van veel gelovigen. “Er waren katholieken die niet wisten wat ze geloofden,” vertelt hij. “Ze kwamen naar de mis, maar niemand sprak over Jezus alsof Hij werkelijk leefde.” Hij hoorde preken over klimaat, politiek, zelfs over hockey – maar zelden over zonde of genade. “Dat raakte me. Ik had alles opgegeven voor de waarheid, en zij leken die te hebben maar niet te gebruiken.”

Zijn kritiek klinkt scherp, maar blijft doordrongen van droefheid, niet van veroordeling.

“Ik zag dat de Kerk de schat van de wereld had, maar ze durfde hem niet meer te tonen. Alsof men zich schaamde voor het kruis.”

Voor Ismail, die net uit een religie kwam waar geloof tot in elk detail het leven bepaalde, voelde die westerse lauwheid onbegrijpelijk. Hij verlangde naar een geloof dat intellect én vuur combineerde.

De rede als weg naar geloof

Zijn rationele kant duwde hem dieper de geschiedenis in. Hij las de kerkvaders: Augustinus, Ignatius van Antiochië, Clemens van Rome. Wat hij daar vond, was een intellectuele diepte die hij in geen enkele moslimtheoloog had gezien. “Ze dachten, ze twijfelden, ze argumenteerden – en toch bleven ze gelovig. Dat fascineerde me.”

Hij begon te begrijpen dat het christendom geen vlucht uit de rede was, maar haar vervolmaking. De Logos, het Woord, was niet enkel een concept, maar een Persoon. En dat inzicht – dat geloof niet tegenover denken staat, maar erdoor wordt gedragen – deed hem terugkeren naar de katholieke traditie, de moederkerk van al die stemmen.

De keuze voor de Kerk

De beslissing om katholiek te worden was niet impulsief. Hij had ondertussen protestantse vrienden die hem verwelkomden en hem bijbelstudie aanboden. “Hun geloof was vurig, hun kennis groot. Maar hun verdeeldheid deed pijn,” zegt hij. “Zoveel kerken, zoveel meningen. Als waarheid van God komt, moet ze één zijn.”

Zijn rationele zoektocht leidde hem naar de geschiedenis van de Kerk. De lijn van de apostelen, de sacramenten, de Eucharistie – het voelde als een continuïteit die hij nergens anders vond. Hij besefte dat de katholieke kerk niet enkel een menselijke organisatie was, maar een huis dat eeuwen had overleefd omdat het gebouwd was op meer dan rede: op genade.

Wanneer hij vertelt over zijn doop, klinkt zijn stem zacht. “Er was geen dramatische openbaring, enkel vrede. Alsof het zoeken eindelijk mocht stoppen.” Hij noemt dat moment zijn “thuiskomst in de waarheid.”

Een bekering van hoofd én hart

Ismails pad is er één van rede én mysterie. Hij kwam tot geloof niet door extase, maar door denken; niet door angst, maar door honger naar waarheid. “Geloof is niet irrationeel,” zegt hij. “Het is suprarationeel – groter dan rede, niet kleiner.”

Zijn intellectuele bekering laat zich samenvatten in één zin die hij in de podcast uitspreekt, met een glimlach die meer zegt dan de woorden zelf:

“Ik dacht dat God een tiran was, maar ik had gewoon nog nooit een Vader ontmoet die wist wat vrijheid is.”


Deel 5 – Liefde die haat overwint

Wanneer Ismail Youssef vandaag spreekt over vrijheid, klinkt er geen triomf in zijn stem, maar dankbaarheid. Vrijheid is voor hem geen politieke leuze meer, maar een geestestoestand – het vermogen om lief te hebben zonder angst. “Pas toen ik ophield God als vijand te zien, ontdekte ik dat ware vrijheid altijd iets met liefde te maken heeft.”

De vrijheid van het Westen

Na zijn bekering keek Ismail anders naar het Westen. De vrijheid die hij als kind had gezien – de westerse vrijheid om te zeggen, te denken, te kiezen – zag hij nu met dubbele blik. Aan de ene kant een zegen: de ruimte waarin geloof en twijfel naast elkaar mogen bestaan. Aan de andere kant een gevaar: een vrijheid die geen doel meer heeft, enkel richtingloosheid.

“We zijn bang om te geloven omdat we bang zijn om onszelf te verliezen. Maar juist in overgave ligt vrijheid. Niet in de afwezigheid van waarheid, maar in haar omarming.”

Voor Ismail is het Westen geen vijand van religie, maar wel ziek van onverschilligheid. Hij ziet een cultuur die haar wortels vergeten is en zich schaamt voor het evangelie dat haar gevormd heeft. Toch spreekt hij daar niet veroordelend over; eerder verdrietig en liefdevol, als iemand die weet hoe het voelt om in duisternis te leven. Zijn oproep is eenvoudig: durf weer te geloven.

Liefde als antwoord op angst

Wat Ismail het diepst trof in het christendom, was niet de theologie, maar de ervaring van liefde. Geen abstract ideaal, maar iets wat hij zag in mensen. “Toen ik voor het eerst zag dat mensen van mij hielden terwijl ik hen uitlachte, brak er iets in mij.” “Dat moment heeft meer gedaan dan duizend argumenten.”

In dat besef ligt de kern van zijn boodschap: liefde is de enige kracht die haat ontmaskert zonder zelf te vernietigen. Ze kan kwetsbaar lijken, maar juist haar kwetsbaarheid overwint. “Je kunt iemand de mond snoeren met angst, maar niet het hart,” zegt hij. “Liefde verandert niet omdat ze wint, ze wint omdat ze verandert.”

Het is dezelfde paradox die door het evangelie waait – dat ware macht zich toont in overgave, dat het kruis geen teken van nederlaag is maar van overwinning.

De ontmoeting met Maria

Opvallend is hoe Ismail, als voormalig moslim, uiteindelijk ook bij Maria terechtkwam. In het begin vond hij de devotie tot haar vreemd, bijna overdreven. Maar toen hij de rol van de moeder van Jezus leerde begrijpen, begreep hij ook iets van de tederheid die hij als kind had gemist. “Maria liet me zien dat heiligheid niet hard is, maar zacht,” zegt hij. “In haar vond ik iets van mijn eigen moeder terug, maar genezen.”

Voor hem werd Maria het bewijs dat waarheid en tederheid elkaar niet uitsluiten. Ze is, zegt hij, “de glimlach van God in een wereld die Hem vergeten is.” En in die glimlach vond hij rust.

Een hoop voor wie zoekt

Aan het einde van het gesprek met Lila Rose kijkt Ismail recht in de camera. Zijn blik is rustig, niet triomfantelijk maar open.

“Ik dacht dat God een tiran was, maar Hij was al die tijd een Vader die me achternazat. En ik heb geleerd: wie oprecht zoekt, zal gevonden worden.”

Het is een zin die stil maakt. Geen aanklacht, geen preek, enkel getuigenis. En daarin schuilt zijn kracht – een kracht die niet dwingt, maar uitnodigt.

Ismail Youssef spreekt niet enkel tot moslims of christenen, maar tot iedereen die ooit dacht dat geloof en vrijheid elkaars vijanden waren. Zijn leven vertelt het tegendeel: dat ware vrijheid begint wanneer angst buigt voor liefde.

Nabeschouwing

Voor de Gilde van het Groene Scapulier raakt dit verhaal aan de kern van wat onze tijd nodig heeft: een herontdekking van de vrijheid die voortkomt uit waarheid, en van de liefde die niet veroordeelt maar redt. Zoals Maria alles wat zij aanraakt naar haar Zoon leidt, zo wijst ook Ismails getuigenis naar de Bron van vrede.

Wat aan Maria wordt toevertrouwd, raakt nooit verloren. Moge dit verhaal velen inspireren om, net als hij, opnieuw te durven geloven in een God die geen tiran is – maar een Vader die wacht met open armen.


0 Opmerkingen



Leave a Reply.

    Auteur

    Geen geleerde, maar een gewoon kind van Maria dat onderweg is met anderen.

    Archieven

    November 2025
    Oktober 2025
    September 2025

    RSS Feed


      ​​Blijf verbonden onder Maria’s mantel

    Abonneer op de nieuwsbrief
  • Hart
    • Traditie
    • Maria is Liefde
    • Bekering
    • Open brief
  • De Gilde
  • Eerste Zaterdagen
  • Blog
  • Contact